woensdag 26 februari 2014

Hoe ik Stefan ontmoette

De ontmoeting met Stefan geschiedde op een stralende woensdagmiddag. Maar voor ik hierover ga vertellen is het nodig dat ik wat achtergrondinformatie geef.

Het begon allemaal op dinsdag. De hele dinsdag was voor mij al een lijdensweg geweest. Opstaan ging moeilijk, ontbijten ging moeilijk, mijn opdracht voor school maken ging moeilijk, naar school fietsen ging moeilijk, op school aankomen en ontdekken dat je een anderhalf uur durend tussenuur hebt was moeilijk, de lessen waren absoluut niet moeilijk en dat vond ik dan weer moeilijk, opschieten om te gaan trainen was moeilijk, daarom heel snel moeten eten en geen tijd hebben om gezond te koken en dus poffertjes moeten opwarmen was moeilijk. Oké, dat was eigenlijk niet moeilijk en best lekker maar over de hele dag genomen was alles best moeilijk.

Tram

Om een lang verhaal een beetje korter te maken, om 21:30 uur was mijn basketbaltraining in Utrecht over en haastte ik me richting het centraal station. Door mijn training had ik namelijk de geweldige vrouwenavond van mijn studentenvereniging gemist en ik hoopte dat ik, door flink op te schieten, om 23:30 uur nog even hallo kon komen zeggen. Na een nieuw wereldrecord gevestigd te hebben met 'sneldouchen' en met stevige pas naar de tram te hebben gelopen stond ik uit te hijgen op het tramperron. Toen ik al lang klaar was met hijgen stond ik daar nog. Waar bleef die tram? 

Vertraging. Uiteraard. Vandaag was echt mijn dag immers, dus vertraging kon er ook nog wel bij. Toen ik met de vertraagde tram aankwam bij het centraal station had ik 1 minuut en 37 seconden voordat mijn trein naar Tilburg zou vertrekken. En ja, mensen, wat is het leven zonder wat uitdaging? Ik knoopte mijn veters nog eens goed vast, deed mijn sjaal extra strak om, nam een slok water, pakte mijn sporttas stevig vast, hield mijn OV-chipkaart in aanslag en haalde diep adem. 

De deuren van de tram schoven open en ik bezorgde de mensen die buiten stonden te wachten waarschijnlijk een beroerte door uit de tram te sprinten zoals een jonge gazelle zou doen als het 3 uitgehongerde bulldogs achter zich aan zag komen. Alhoewel ik betwijfel of ik net zo sierlijk rende als een jonge gazelle, maar dat terzijde. Na een sprint van zo'n 300 meter waar Usain Bolt jaloers op zou zijn geweest, kwam ik aan bij de roltrappen. Hier passeerde ik een aantal mensen die het principe 'rechts staan, links gaan' wél begrepen. De andere mensen stapten vanzelf wel aan de kant omdat ze gewaarschuwd werden door mijn ietwat dramatische manier van ademhalen aangezien ik helemaal kapot was. Ik had inmiddels nog 30 seconden en ik moest nog helemaal naar spoor 15. 

Ik wenste voor de eerste keer in mijn leven dat NS wél vertraging had en sprintte verder de stationshal door. Ik raakte twee mensen met mijn sporttas en rende de incheckpaal voorbij. Dit bedacht ik me op het moment dat het gebeurde waardoor ik kon afremmen, twee stappen terug kon doen en alsnog in kon checken. Uiteraard leverde dit glimlachende (en enkele hardop lachende) mensen op die mij hoogstwaarschijnlijk zeer vermakelijk vonden. Bovenaan de roltrap van spoor 15 kreeg ik een slecht gevoel. Dit gevoel werd bevestigd toen ik beneden kwam. Ik zag de trein in het donker verdwijnen en ik, Wilke Stuij, zat er niet in. Deze dinsdag was niet mijn dinsdag.

Slot

Om 23:40 uur kwam ik aan op het station in het prachtige Tilburg. Ik liep snel naar mijn fiets toe en haalde hem van het slot. Tenminste, dat was mijn intentie. Ik ben altijd wel goed met sloten geweest, onze relatie was altijd stabiel en betrouwbaar. Maar nee. Het was niet mijn dinsdag en een of andere duistere kracht had besloten dat zelfs de relatie met mijn hangslot daaronder zou moeten lijden. Ik probeerde verschillende posities, ik probeerde lieve woorden, ik probeerde boze woorden en ik probeerde fysiek geweld. Niets hielp, mijn hangslot bleef lekker hangen waar hij hing, in mijn fiets, op het station. 

Ik nam de benenwagen, genoot nog even van de mooie mensen van mijn studentenvereniging en viel in slaap met een leeg gevoel. Mijn fiets stond immers niet in mijn schuur. Hij stond alleen, in het donker op het station. Het enige wat me wat rust gaf was dat mijn fiets zelfs mét sleutel niet gestolen zou kunnen worden. Deze gedachte maakte dat ik toch in slaap kon komen, al was het onrustig.

De volgende dag

Woensdagmiddag. 'Operatie fiets'-middag. Gewapend met een fles olijfolie, mijn sleutels en een aantal goede ideeën begaf ik me, uiteraard lopend, naar het station. Daar aangekomen voelde ik een steek in mijn hart toen ik mijn trouwe fiets daar zag staan. Hij kon geen kant op. Ik probeerde nogmaals de sleutel in het slot om te draaien, geen resultaat. Ik haalde de fles olijfolie uit mijn tas. 

Ik was bang dat ik aangehouden zou worden omdat de fles olijfolie net een gigantische fles sterke drank leek en ik hier heel vrolijk om drie uur 's middags mee rond liep op het station, maar oké. Dinsdag was niet mijn dag geweest, misschien was deze woensdag het wel. Hoe het ook zij, aangehouden ben ik niet. Na mijn slot volgegooid te hebben met olijfolie probeerde ik nogmaals de sleutel rond te draaien. Geen resultaat. Wat moest ik nu? 

Stefan
Ik was ten einde raad. Toen zag ik Stefan. Juist nu, nu ik het diepst in de put zat, het meest duistere moment had bereikt en me het meest hopeloos voelde, zag ik Stefan. De zon begon te schijnen, de vogels begonnen te zingen en ik voelde dat mijn hart een sprongetje maakte. Daar stond hij, bij de trap. Hij had een witte helm op en hij had grote stevige schoenen aan met stalen neuzen. Hij droeg een gele reflecterende jas en had een oogverblindende lach terwijl hij de leuning van de trap dwars doormidden zaagde met een cirkelzaag. Overal vonken.

Ik pakte mijn fiets beet aan de achterkant, tilde hem op en liep ermee naar Stefan. "Hallo", zei ik. Iets beters kon ik niet bedenken want de vonken bleven maar rondvliegen. "Hoi", antwoordde hij en hij lachte. "Hé, ik heb een vraagje, is dat oké?" Hij knikte. "Ik wil heel graag fietsen, maar dat lukt niet want mijn hangslot krijg ik niet meer los. Zou jij hem los willen maken met die mooie zaag?" Ik voelde me wel een beetje afhankelijk omdat ik om hulp moest vragen maar ik zag toen ik diep in zijn ogen keek dat hij wel erg blij was met het compliment dat ik maakte naar zijn zaag toe.


"Ja, natuurlijk, heb je de sleutel van je fiets?" Au. Dit deed pijn. Hij vertrouwde me ondanks zijn weergaloze lach dus toch niet helemaal. Hij dacht dat ik de fiets misschien aan het stelen was. Ik antwoordde: "Ja, hier zijn de sleutels, kijk maar, ze passen. Ja, dit is echt mijn eigen domme schuld en ik zou het zo fijn vinden als je me even zou willen helpen." Daar was de lach weer. "Ja, natuurlijk, die heb ik binnen tien seconden los." Wauw. Wat een held. Tien seconden. Terwijl ik mijn fiets stevig vasthield, pakte hij zijn zaag en begon hij mijn hangslot onder handen te nemen. 

Maximaal vijf seconden
Nou, een normale bouwvakker heeft misschien wel tien seconden nodig maar Stefan niet hoor. Nee, Stefan deed het in maximaal vijf seconden. De vonken vlogen in het rond. "Zo, hier is je slot, wil je dat ik hem voor je weggooi?" Wat lief. Hij wilde zelfs het slot voor me weggooien. "Nee, dankjewel. Ik bewaar hem als aandenken aan deze mooie middag." Oei. Dit kwam er uit zonder dat ik tijd had gehad om er over na te denken. Ik keek angstig wat zijn reactie zou zijn. Weer die weergaloze lach. Wauw. "Haha, nou dat mag. Alsjeblieft. Goede reis nog!" Wat een man. Ik lachte zo charmant mogelijk en antwoordde: "Dankjewel, heel erg bedankt, werkse nog!"

Zo heb ik Stefan ontmoet. Op het station. Hij is mijn held. Mijn redder in nood. En het mooie is, de verbouwing van het station duurt sowieso nog tien jaar en ik moet minstens vier keer per week op het station zijn. Voortaan zal ik elke keer als ik daar kom zoeken naar de blauwe ogen, de witte helm, de vonken en, uiteraard, naar die stralende lach.

Dankjewel Stefan.